Rebecca Frank heeft MS en komt zo’n vier keer per week op de praktijk. Ze vindt het belangrijk in beweging te blijven en zwemt ook één keer per week. In de columns die zij voor ons schrijft, gunt ze ons een kijkje in het leven van iemand met multiple sclerose.
Dagje strand – deel één
“Hé, heb jij zin om binnenkort een dagje naar de zee te gaan? Er wordt goed weer voorspeld.” Het was Astrid en ze had weer een plannetje bedacht om mij het huis uit te krijgen. “Met een rollator over het strand lijkt me nogal moeilijk,” bracht ik in. “Nee joh, je hebt toch een rolstoel?” “Nee, dat loopt lekker. En jij duwen zeker? Dan heb je meteen een hernia te pakken.” “Oh, ik word gek van jou! Een beetje positief, ja. Prik in ieder geval een datum, ik ga kijken hoe we dat het beste op kunnen lossen. Sterker nog, dat ga ik meteen doen. Je hoort vandaag nog van me.”
En ja hoor, ze had al opgehangen voor ik nog iets anders in kon brengen. Ik voelde me meteen een beetje schuldig. Ik was inderdaad niet altijd erg vrolijk en zag vaak beren op mijn pad. Maar het was nu eenmaal niet meer zo vanzelfsprekend om zomaar even, hup, de auto in te springen en maar te zien waar je uitkwam.
Waar we ook heen gingen, er moest in ieder geval een toilet in de buurt zijn. En ik wist helemaal niet of ik nog wel alleen op de wc kon komen. Thuis ging dat wel, ik gebruikte ‘s avonds en ‘s ochtends de postoel en overdag gewoon mijn eigen toilet, maar daar kon ik me vasthouden aan de muren. Ik had er al over nagedacht om beugels te laten installeren zodat ook dat veiliger en makkelijker zou gaan. Maar hoe dat in een openbaar toilet moest… En lopen achter een rollator ging ook nog wel, maar de afstand was al flink gereduceerd. Zelfs thuis maakte ik meer gebruik van de trippelstoel dan van de rollator. Ik had wat offertes opgevraagd van scootmobielen en al het andere papierwerk gedaan dat de gemeente vereiste, maar ik wist niet hoelang het nog ging duren voordat ik er daadwerkelijk een had. En hoelang het dan weer zou duren voordat ik er ook daadwerkelijk op zou gaan rijden. Dat was toch een ander dingetje. Als we naar het strand gingen, zou het waarschijnlijk Scheveningen of zo worden waar ik in de rolstoel over de boulevard kon rijden. Dat had Astrid vast ook in gedachten omdat ze wist dat ik de rolstoel niet zomaar zou gaan gebruiken. Net als bij de rollator had ze het idee dat ze me een zetje moest geven. En dat had ik wel nodig, ja. Letterlijk.
Op naar…Zeeland
Later die dag appte Astrid me met foto’s van een strandrollator! Deze was te huur bij een strandpaviljoen in Zeeland. Ze hadden ook een rolstoel met van die dikke banden die je ook over het strand kon duwen, maar die elektrische leek haar een geweldig idee. Het zag er best wel supersonisch uit. En het was in ieder geval zeker beter dan die rolstoel die Astrid dan zou moeten duwen door het mulle zand. Samen met de foto’s kreeg ik enkele data door waarop zij vrij was en of ik zo vriendelijk zou willen zijn er eentje te prikken. Dit deed ik en we spraken af dat ze me die dag in de ochtend op zou komen halen en we mijn nieuwe rolstoel in de achterbak zouden gooien voor de zekerheid, omdat we niet precies wisten hoe ver we moesten lopen naar het strandpaviljoen.
“Ik zei toch dat het lekker weer zou zijn,” lachte Astrid toen ik de deur voor haar open deed. “Ja, prachtig. Gelukkig ook niet te warm.”
Astrid liep naar de hoek waar ik de rolstoel verstopt had en reed deze de kamer in.
“Kom maar uit die veredelde bureaustoel van je, we proberen meteen vandaag jouw rolstoel uit.”
“Ik ga eerst even plassen, dat is tegenwoordig het laatste wat ik doe voordat ik mijn huis verlaat.”
Toen dat gebeurd was en ik voor de zekerheid een maandverbandje in mijn onderbroek geplakt had, want je wist maar nooit of ik het droog hield, ging ik in de rolstoel zitten en duwde Astrid me naar haar auto. Toen ik eenmaal zat en de rolstoel achter in de auto lag, vertrokken we. Zo in de auto, met de raampjes open en de muziek hard aan, vergat ik even mijn zorgen. Als iemand me zo zou zien, zouden ze niet eens weten dat ik gehandicapt was.
Aangekomen in Zeeland, parkeerden we de auto op de gehandicaptenparkeerplaats. Tja, heel lang kon deze fijne ontkenning natuurlijk niet duren. Maar nu hadden we wel een plekje dat niet bezet was door Duitsers. Astrid haalde de rolstoel uit de auto en ik ging erin zitten. Ik probeerde het positieve gevoel van deze ochtend vast te houden en niet te zuchten. Er waren ergere dingen dan even in een rolstoel zitten. Ik moest zelfs lachen toen Astrid aan het hijgen en puffen was terwijl ze mij het duinpad opduwde.
“Nou,” zei ze, “ik ben blij dat je zo over kunt stappen op dat elektrische ding. Ik moet er niet aan denken om je door het zand te rijden.”
Het paviljoen was niet ver weg en we besloten eerst een thee en een stuk appeltaart te nemen. Ik was dan wel zo ijdel om van de rolstoel over te wippen op het houten bankje. Het was inderdaad zalig weer, het waaide een beetje en het zonnetje scheen, maar het voelde niet heel heet aan. Er was me veel aan gelegen het een gezellige dag te maken.
Tijd voor de strandscootmobiel
Toen we afgerekend hadden, wilde de eigenaresse ons voor gaan naar de strandscootmobiel. We hoefden alleen een rijbewijs achter te laten en verder kostte het niets. Ik zei tegen Astrid dat ik echt nog wel even moest plassen en of ze misschien voor de deur kon blijven staan voor het geval het niet zou lukken. Er was een invalidentoilet en ik kon gewoon met mijn rolstoel naar binnen rijden. Naast de pot waren twee beugels bevestigd waaraan ik me vast kon houden. Het ging eigenlijk best goed en ik had geen hulp nodig.
Toen ik klaar was, reden we naar de scootmobiel. Ik klom op het ding, wat nog best goed ging en de uitbaatster van het paviljoen legde me uit hoe alles werkte. Het was eigenlijk heel simpel; hij kon vooruit en achteruit, en van langzaam tot behoorlijk snel. In het begin ging het een beetje schokkerig, vooral toen ik de bocht moest nemen en we een hellend vlak af moesten rijden naar het strand. Astrid lag helemaal in een deuk om mijn gilletjes en gezichtsuitdrukkingen.
Beneden aangekomen liep er een verhard pad maar dit eindigde al gauw en ging over in het zand van het strand. De scootmobiel reed er overheen alsof het niets was. Ik hoorde het ruisen van de branding en het geschreeuw van de meeuwen hoog in de lucht terwijl het zonnetje me verwarmde en er een briesje door mijn haar speelde. Ik had het rijden nu wel onder de knie en wilde naar het water. Ik zwaaide nog even en gaf vol gas. Met mijn wielen reed ik door het water dat opspatte rond mijn benen. Het was lang geleden dat ik zo genoten had.
Astrid kwam breed lachend achter me aan en bleef met haar voeten in de branding staan kijken hoe ik door het water sjeesde. Toen ik me omgedraaid had en weer naar haar toe reed, ging ik naast haar staan met de scootmobiel en sloot ik mijn ogen terwijl ik de geluiden en de geuren in me opnam.
“Zal ik je vasthouden, zodat je ook met je voeten in het water kunt staan?”
Ik keek Astrid aan en zag hoe haar voeten in het zand weggezakt waren en dacht ineens: waarom niet? Ik tilde mijn ene been naast het andere en liet me voorzichtig van de scootmobiel zakken terwijl Astrid me ondersteunde. Ik stond naast haar met mijn arm om haar schouder, mijn voeten in het frisse water terwijl ik me met mijn andere hand vasthield aan de scootmobiel. Zalig. Ik voelde een enorme rust over me komen terwijl ik naar de horizon staarde. Ik merkte nu pas dat ik al die tijd zo gespannen was geweest.
Ik keek hoe het water rond mijn voeten speelde maar ineens raakte ik mijn balans kwijt. Ik weet niet wat er gebeurde, maar voor ik het wist was ik achterovergevallen en op mijn billen in het water terechtgekomen. Astrid had nog geprobeerd me vast te grijpen, maar ze was te laat. Het was zo’n onwerkelijk gevoel. Ik denk dat het kwam door de stroming van de zee waardoor ik me niet goed kon focussen.
“Ik voelde me geweldig”
Astrid boog zich bezorgd over me heen, maar voor ik tijd had van de schrik te bekomen of me er door uit het veld laten slaan, begon ik onbedaarlijk te lachen. Ik zat daar in het water terwijl de golfjes over me heen spoelden en leunde op mijn armen. De verbouwereerde blik op Astrids gezicht werkte helemaal op mijn lachspieren en voor ik het wist, zakte ik ook door mijn armen en lag ik te snikken van het lachen in het water. Astrid zakte door haar knieën en dacht waarschijnlijk dat ik nu echt gek was geworden. Ik keek naar haar op terwijl ik me een beetje overeind werkte om niet al het zoute water in mijn gezicht te krijgen en trok haar omver. Ze gilde toen ook zij met haar witte rokje in het water lag. Samen gierden we het uit van de pret. Astrid rolde door het water en spetterde me nog meer nat. Ik kwam niet meer bij. Astrid stond op, keek naar haar doorweekte kleren en zei: “Nou, doei hè.” En voor ik doorhad wat ze bedoelde, rende ze door de ondiepe branding en nam een snoekduik het diepere water in. Proestend kwam ze boven. Ze dook nog een paar keer terwijl ik geamuseerd toekeek en met het natte zand en het water speelde.
Ik voelde me geweldig. Ja, ik had graag achter haar aan gedoken en eens lekker een radslag gemaakt of een sprintje door het water getrokken, maar zoals het nu was, was het ook goed. Ik genoot en ik voelde me meer levend dan in lange tijd. Astrid kwam uit het water tevoorschijn en haar witte rokje en hemdje plakten aan haar lichaam. Het liet niets aan de verbeelding over. Ik begon nog harder te lachen, terwijl ik naar haar wees. “Nee, jij ziet er lekker uit.”
Ik bekeek mezelf en zag dat ook mijn kleding zijn functie verloren had. Terwijl Astrid naast me in het water kwam zitten, trok ze haar hemdje uit en ik volgde haar voorbeeld. We waren niet van plan geweest te gaan zwemmen, dus hadden we geen badkleding bij ons. We zaten dus in onze beha en het interesseerde ons helemaal niets. We bleven een poosje zo zwijgend naast elkaar zitten. Ik verbrak de stilte en zei: “Ik moet wat bekennen.” Astrid keek me met opgetrokken wenkbrauwen aan. Ik probeerde een lach te onderdrukken terwijl ik zei: “Ik heb net lekker in de zee geplast.”
Wordt vervolgd